De Nationale Bijentelling had dit jaar te lijden onder een koud en wisselvallig voorjaar met veel wind, regen en zelfs vrieskou. Desondanks zijn er ruim 40.000 bijen, hommels en zweefvliegen geteld door ruim 2.300 tellers. Het slechte voorjaarsweer is terug te zien in de resultaten: de kou-bestendige honingbij, aardhommel, en metselbijen zijn opnieuw de meest gespotte bijen.
Ondanks dat het weer niet meezat, trotseerden ruim 2.300 tellers het barre voorjaarsweer tijdens de zevende editie van de Nationale Bijentelling. Deelnemers die meededen aan een van de tien teldagen zagen het vaakst de honingbij voorbij vliegen. Op plek twee en drie van meest gespotte bijen staan na deze ‘tamme’ honingbij, de aardhommel en metselbijen. Bijenexperts van Naturalis Biodiversity Center gaan de komende weken aan de slag met de resultaten voor de volledige analyse, maar zien nu al een aantal opmerkelijke uitkomsten.
Invloed koude voorjaarsweer
De telresultaten laten dit jaar de soorten zien die minder last hebben van de koude temperaturen: de kou-bestendige honingbij en hommels staan aan kop in de top tien met in hun midden ook metselbijen, die eigenlijk iets minder tegen de kou kunnen. Dit jaar is 16,5% van de waargenomen bestuivers een honingbij, ten opzichte van zelfs 25% en 35% een paar jaar geleden. Dit is vermoedelijk een gevolg van de wintersterfte, maar daar is meer onderzoek voor nodig.
“Bijen zijn koudbloedig en moeten zich opwarmen om te kunnen vliegen”, legt bijenexpert en wetenschappelijk directeur van Naturalis Koos Biesmeijer uit. De meeste wilde bijen laten zich daarom pas zien vanaf een temperatuur richting de 15 graden. “Maar honingbijen hebben ‘centrale verwarming’ in de bijenkorf. Ze houden zich samen warm door honing te eten en actief te zijn. Ze kunnen bij relatief lage temperaturen al vliegen”, vertelt Biesmeijer.
Hommels gebruiken naast hun dichte beharing ook hun vleugelspieren om zichzelf warm te trillen. “Hierdoor kunnen ze eerder uitvliegen om stuifmeel te verzamelen voor hun jongen, die ze vervolgens op deze manier ook warm kunnen houden”, legt hij uit. Een bijenhotel op een zonnige plek kan ervoor zorgen dat metselbijen actief zijn ondanks de kou. “Veel wilde bijen, zoals het vosje, hebben dit niet en moeten zichzelf opwarmen, daardoor zagen we ze ook minder terug deze telling.”
Meer bestuivers gespot
Opvallend is dat het gemiddeld aantal getelde bestuivers per telling hoger ligt dan vorig jaar, namelijk 18 bestuivers per telling, ten opzichte van slechts 15 stuks vorig jaar, maar lager dan eerdere jaren met beter weer (toen rond de 20). “Tellers konden dit jaar meedoen als groep en samen zie je nu eenmaal meer dan alleen”, legt Biesmeijer uit. “Ook kan het een teken zijn dat de deelnemers bestuivers beter weten te verwelkomen in hun tuin, balkon of buurt.”
Ontzettend belangrijk, want ruim de helft van de 360 bijensoorten in Nederland zijn bedreigd. De organisatoren roepen daarom iedereen op om Nederland meer te laten zoemen. “Juist de steden kunnen een belangrijk toevluchtsoord voor deze bestuivers zijn”, benadrukt Biesmeijer. “Help wilde bijen door inheemse bloemen en planten te zaaien, en zorg dat je het hele jaar door iets bloeiends in je omgeving hebt. ”Hopelijk zien we dan volgend jaar opnieuw een stijging in het aantal getelde bestuivers.” Laatkomers kunnen nog tot en met donderdag 25 april 20.00 hun telresultaten invoeren, volg daarom live de resultaten op www.nationalebijentelling.nl/resultaten/.
Nationale Bijentelling
De Nationale Bijentelling is een gezamenlijk initiatief van Naturalis Biodiversity Center, LandschappenNL en Natuur & Milieu, en wordt mede-georganiseerd door IVN Natuureducatie, EIS Kenniscentrum Insecten en Waarneming.nl. Het doel is om gezamenlijk meer over bestuivers te weten te komen, zodat we ze beter kunnen helpen. Daarom vragen we iedereen om mee te doen aan dit onderzoek door wilde bijen te tellen.
Geef een reactie